5 transcripted pages
Chapter 1 Page 1(135)
VII. INBREUK OP HET REGT VAN EIGENDOM OP DE UITSLUITENDE VERTALING VAN HET WERK VAN CH. DICKENS, getiteld: American Notes.
ARRONDISSEMENTS-REGTBANK TE AMSTERDAM.
Zitting van 27 December 1843.
Voorzitter, Mr. M. C. VAN HALL.
Bestaat er in Nederland, sedert de Wet van 15 Januarij 1817 (Stbl. no. 5), een uitsluitend regt om te vertalen, ten behoeve van hen, die, overeenkomstig het Besluit van 24 Januarij 1814 (Stbl. no. 17), de voorgenomen vertaling het eerst hebben aangekondigd, of bepaalt zich dat regt tot het kopy-regt van de werkelijk voltooide vertaling? In laatstgemelden zin beslist.
Zaak van C. F. Stemler contra H. Frijlink.
De Regtbank enz.,
Gehoord de conclusie van het Openbaar Ministerie bij deze Regtbank enz.;
Overwegende met betrekking tot de feiten:
dat de eischer beweert, gelijk door den ged. niet wordt ontkend, op den 21 November 1842, des voormiddags ten 10 ure, aan heeren burgemeester en wethouders der stad Amsterdam, ter vertaling in het Nederduitsch, te hebben vertoond een exemplaar van het Engelsche werk, getiteld: American Notes for general circulation, by Ch. Dickens, en verder al de formaliteiten in acht genomen te hebben, voorgeschreven zoo bij de besluiten van den 24 Januarij 1814 (Stbl. no. 17) en van den 24 Jan. 1815 (Stbl. no. 6), als bij de wet van den 25 Jan. 1817 (Stbl. no. 25), ten einde zich den eigendom van zijne vertaling te verzekeren;
Chapter 1 Page 2(136)
Dat dan ook werkelijk, op den 1n der maand December 1842, immers gedurende den loop van die maand, bij den eischer, als boekhandelaar, in het licht is verschenen eene vertaling van opgenoemd werk, onder den titel van: Uitstapje naar Noord-Amerika van Ch. Dickens;
Dat in het, op den 1 December van genoemd jaar 1842, uitgekomen no 12 van het bij den ged., mede als boekhandelaar, maandelijks uitgegeven wordende tijdschrift: Het Leeskabinet, mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen, van bl. 193 tot en met 246, onder het opschrift: Charles Dickens in Amerika, is opgenomen eene Nederduitsche vertaling van een zeer groot en aanzienlijk gedeelte van meergemeld Engelsch werk: American Notes;
Dat uit eene slechts oppervlakkige vergelijking dier beide vertalingen ten duidelijkste blijkt, dat het twee verschillende vertalingen van een en hetzelfde werk zijn, en dat alzoo de eene vertaling niet is een nadruk van de andere;
Dat de eischer dan ook niet beweert, dat de ged. de vertaling van hem eischer heeft nagedrukt, maar wel dat de ged. inbreuk op zijn regt van eigendom op de uitsluitende vertaling van meergemeld werk van Ch. Dickens heeft gemaakt;
Dat de eischer dien ten gevolge, op grond van art. 4 van de wet van 25 Jan. 1817 (Stbl. no 5), heeft gevorderd, behalve de confiscatie van alle binnen dit Rijk voorhanden zijnde ongedebiteerde exemplaren van opgenoemde vertaling van den ged., ten voordeele van hem eischer: -- dat de ged. zou worden veroordeeld, om aan hem eischer te betalen eene som van f 7600, zijnde de waarde van 2000 exemplaren van de vertaling van hem eischer, berekend naar den boekverkoopers-prijs, en eindelijk tot betaling eener boete, niet te boven gaande eene som van f 1000 en niet minder dan f 100, ten behoeve van de algemeene armen der
Chapter 1 Page 3(137)
stad Amsterdam, en in de kosten, gelijk bij de conclusie van hem eischer breeder staat omschreven;
Dat de ged. op gronden, bij zijne conclusie vermeld, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van deze vordering, immers tot ontzegging van dezelve met de kosten;
En alsnu overwegende in regten:
Dat in de premissen van de wet van 25 Jan. 1817 (Stbl. no. 5), uitdrukkelijk wordt te kennen gegeven, dat op eenen eenparigen voet de regten behoorden te worden bepaald, die in dit Rijk, ten opzigte van het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken, kunnen worden uitgeoefend, waartoe dezelve wet moest strekken;
Dat, tijdens het aannemen dier wet, door de daartoe bevoegde magt, voor de noordelijke en zuidelijke provincien van het toenmalig koningrijk, verschillende verorderingen op deze materie bestonden;
Dat toch in de noordelijke provincien destijds in werking waren de besluiten van 24 Jan. 1814 (Stbl. no. 17) en van 24 Jan. 1815 (Stbl. no. 6), terwijl dit onderwerp in de zuidelijke werd beheerscht door het besluit van 23 Sept. 1814 (Journal Officiel no. 54);
Dat bij art. 9 van het besluit van 24 Jan. 1814 werd verboden de nadruk, op eenigerlei wijze, van de Nederduitsche vertaling eens buiten deze landen uitgekomen werks, of het debiteren eener andere Nederduitsche vertaling van hetzelfde werk, binnen de drie eerste jaren na de uitgaaf der eerste vertaling, terwijl bij het besluit van den 24 Jan. 1815, de formaliteiten werden geamplieerd, die men behoorde in acht te nemen tot verzekering van het regt van eigendom tot het uitgeven eener vertaling van een buitenlandsch boekwerk;
Dat alzoo in de noordelijke provincien bestond, zoowel een kopy-regt op vertalingen, als een uitsluitend vertalingsregt, en wel het laatste voor den tijd van 3 jaren;
Chapter 1 Page 4(138)
Dat daarentegen bij art. 11 van het besluit van 23 Sept. 1814, voor de zuidelijke provincien werd bepaald, dat, wanneer een werk vertaald werd, de vertaler alleenlijk een regt van eigendom op zijne uitgave verkreeg;
Dat alzoo in de zuidelijke provincien alleen bestond een kopy-regt op vertalingen, maar geen uitsluitend vertalings-regt;
Dat mitsdien, om aan de premissen van de wet van 25 Jan. 1817 te voldoen, dat is om de regten in het toenmalig koningrijk, opzigtelijk dit onderwerp, op eenen eenparigen voet te brengen, of bij die wet het uitsluitend vertalings-regt in de zuidelijke provincien had behooren te worden ingevoerd, of dat dit uitsluitend vertalings-regt in de noordelijke provincien geacht moet worden te zijn afgeschaft;
Dat, daar de wet van 25 Jan. 1817 zwijgt van een uitsluitend vertalings-regt, dit regt alzoo ook niet door die wet in de zuidelijke provincien is ingevoerd, en mitsdien moet geacht worden in de noordelijke te zijn vervallen;
Dat, wel is waar, bij art. 2 van de wet van 25 Jan. 1817 het kopy-regt van vertalingen van een buiten het koningrijk in het licht gekomen oorspronkelijk letterwerk wordt gehandhaafd , maar dat dit regt bij dat artikel wordt omschreven als een uitsluitend regt van vertalers en regtverkrijgenden om hunne vertalingen door den druk gemeen te maken, te verkoopen en te doen verkoopen, maar dat de woorden: hunne vertalingen ten duidelijkste doen zien, dat hier alleen gesproken wordt van kopy-regt en vertalingen ten behoeve van vertalers, en geenszins van een uitsluitend regt van vertalen van een buitenlandsch letterwerk;
Dat alzoo, door de invoering van de wet van 25 Jan. 1817, het vroeger hier te lande bestaan hebbende uitsluitend vertalings-regt is afgeschaft;
Dat ged. mitsdien, door het plaatsen zijner vertaling van
Chapter 1 Page 5(139)
het werk van Ch. Dickens in no. 12 van het Leeskabinet, op de regten van den eischer geen inbreuk heeft gemaakt;
Gezien de meergemelde besluiten van den 24 Jan. en 23 Sept. 1814, en den 24 Jan. 1815, en van den 26 Jan. 1817, alsmede art. 56 wetb. van Burg. Regtsv.;
Regt doende enz.;
Ontzegt aan den eischer zijnen op ende jegens den ged. genomen eisch en conclussie, en
Veroordeelt hem in de kosten van dit regtsgeding.
[...]
Transcription by: Stef van Gompel